In een koude winternacht in 1929 merkte een bewaker brand op in de Breestraat. Het stadshuis van Leiden, dat dateerde uit de late middeleeuwen of vroege renaissance, ging verloren in deze stadsbrand.
In de nacht van 11 op 12 februari 1929 ontstond er brand in het stadshuis doordat het personeel de kolenkachels aan had laten staan. De extreme kou dwong hen ertoe om de kachels 's nachts aan te houden, wat leidde tot het tragische vuur dat oversloeg op het gebouw zelf.
Tijdens het blussen transformeerde het stadhuis in een ijspaleis door de extreem lage temperaturen. Het bluswater bevroor zodra het de gevel raakte, waardoor het pand onmogelijk te redden was. De gevel bleef als enige overeind nadat de klokkentoren was ingestort.
Het herbouwen van het stadshuis duurde elf jaar, terwijl het verlies van het papieren archief voor administratieve chaos zorgde. Zonder digitaal archief waren Leidenaren niet meer geregistreerd, wat zelfs leidde tot het beëindigen van huwelijken.